Taal

Woorden 
Het Nederlands, die mooie taal waar we dagelijks in spreken, schrijven en denken, kent (inclusief woordvormen) ongeveer 1 miljoen woorden (Stekelenburg). Deze geweldige woordenlijst bestaat niet, de Dikke van Dale bijvoorbeeld, noemt 'slechts' 250.000 woorden, want het laat specifieke begrippen behorend bij een specialisme liggen. Maar dit terzijde. Van deze immense woordenlijst gebruiken wij ongeveer 10.000 woorden. Daar doen we het in het dagelijks leven mee. Naast deze zogenoemde productieve woorden kennen wij, afhankelijk van leeftijd, opleiding en taalervaring, tussen de 50.000 en 70.000 receptieve woorden. Die gebruiken wij niet, maar we kennen ze wel als we ze horen of lezen. Woorden die onze receptieve woordenschat te buiten gaan kennen we niet, of we hebben slechts een vaag vermoeden van hun betekenis.
 
Enige tijd geleden noemde Herman Wijffels in een interview het woord 'numineus'. Natuurlijk was er commentaar: waarom dergelijke woorden gebruiken als er een begrijpelijk alternatief (goddelijk) voor is. Dit werd gepareerd met de opmerking dat numineus meer zou betekenen dan goddelijk. En hiermee hebben we een stevig taalprobleem bij de kop. Wat is je woordkeus als je schrijft voor een doorsnee lezersgroep?
Professionele taalgebruikers als schrijvers en journalisten doen er goed aan zich te beperken tot de gemiddelde receptieve woordenschat en een begrip als numineus daarmee te omschrijven. Natuurlijk zullen vakgenoten, thuis is numineuze zaken, met zo'n term communiceren, omdat hen de betekenis ervan vanzelfsprekend duidelijk is.
 
Wat hebben wij hieraan wanneer wij goed en begrijpelijk willen schrijven? Wanneer wij in onze teksten ons zouden beperken tot de woorden die tot onze productieve woordenschat behoren, zou dat tot weinig inspirerende resultaten leiden. In extremo: Jip en Janneke.
Een goede auteur schrijft dus in een combinatie van productieve en receptieve woorden. Dat geeft afwisseling en een zekere intellectuele spanning aan de leesbeleving. Het probleem dat zich daarbij voordoet is dat de auteur in eerste instantie ook alleen maar uit zijn productieve woordenschat kan putten. Om een goede tekst te maken zal hij dus het grote reservoir van receptieve woorden moeten raadplegen.

Er zijn veel synoniemenwoordenboeken die ons hierbij kunnen helpen. Voor mij is sinds jaar en dag 'Het Juiste Woord' (Standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal - Standaard Uitgeverij) een onmisbaar attribuut. Het doet namelijk meer dan refereren aan woorden met een nagenoeg zelfde betekenis. Het groepeert woorden rond begrippen, waardoor ook woorden met een afwijkende betekenis kunnen worden meegewogen. Het is daardoor, met zijn ruim 1400 pagina's een schat voor elke literator.  
 
Zinnen
'Hoe zeg je dat nou anders?
Met een zin probeer je iets duidelijk te maken. Dikwijls schrijven we de zin gewoon op zoals die in ons opkomt. En dikwijls laten we het dan zo.
Nou niet altijd, want we lezen in het stukje 'Nomineus' onder het kopje Woorden, dat het soms zinvol is om te kijken of met de gebruikte woorden ook de juiste woorden zijn gebruikt.
Maar ook onze zinnen vragen aandacht. Hiervoor maken we gebruik van een simpele ontleding. Een zin bestaat uit woorden en woordengroepen. Deze laatste, constituenten genoemd, zijn woordengroepen met een op zichzelf staande betekenis. In bijvoorbeeld de zin: 'Zij droeg die ochtend het blauwe gestreepte overhemd van de bovenmeester' zijn de volgende constituenten aan te wijzen:
- zij droeg
- die ochtend
- het blauwe gestreepte overhemd
- van de bovenmeester.

Nu we de constituenten hebben benoemd kunnen we de zin ook anders formuleren: Die ochtend droeg zij het blauwe gestreepte overhemd van de bovenmeester. Dat prikkelt onze fantasie. We kunnen dus hetzelfde anders zeggen door te spelen met de constituenten. Voegen we daar hier en daar zo nodig iets aan toe, dan krijgt de zin - subtiel - een iets andere betekenis: Van de bovenmeester droeg ze die ochtend zijn blauw gestreepte overhemd. Dat is raar, zij moest toch niets van hem hebben?
Dikwijls zijn er met deze omwisselingen mooie zinnen te maken: Aan de rode veters zag hij dat ze nieuwe schoenen droeg (in plaats van: Hij zag dat ze nieuwe schoenen droeg met rode veters). Met aandacht schrijven, op zoek naar het juiste effect, is dus niet alleen het vinden van het goede woord, maar ook de mooiste zinsamenstelling.

Ten slotte het ritme.
Vooral literaire auteurs kunnen nog wel eens streven naar een vloeiend ritme in zinnen en dialogen; dikwijls speelt hier het aantal lettergrepen een rol. maar ook een niet verwachte toevoeging:
- 'Wil je soms een kopje thee? 'Nee, mevrouw, ik sta op tijd.'
De geagiteerde vader zegt: 'Waarom doe je steeds toch zo verschrikkelijk vervelend?' (tak tak tak tak)
Moeder zegt: 'Rustig maar, jongen. Rustig maar, er is niets aan de hand. Je broertje slaapt en de wind is gaan liggen.' (trage deining)



 
 
 
Powered by webXpress