Stukjes
Over de liefde & de
troost
Meester
Almech en zijn leerling Tarum
De
ergste warmte was voorbij toe meester Almech en zijn leerling Tarum het platte,
ommuurde dak bereikten en plaatsnamen in de hoek met de laatste zon van die
dag. Meester Almech leunde achterover en Tarum keek naar zijn bruine, verweerde
gezicht.
"Hoezo
is liefde onze enige troost” vroeg Tarum.
Meester
Almech bromde, wat leek te zeggen: oh, ben je daar nog mee bezig.
Hij
keek naar Tarum.
"
We leven in een staat, waarin we voortdurend troost behoeven; gelukkig beseffen
we dat niet en voelen we meestal ook niet de behoefte daaraan.”
"Hoezo
gelukkig” vroeg Tarum.
Verderop werd de markt ontruimd en de geluiden daarvan waren tot op het hoge dak te horen.
"Gelukkig” zei meester Almech langzaam, "omdat we heel vaak de troost ontberen op het moment dat de behoefte daaraan juist groot is.” Tarum dacht na terwijl hij naar een platte witte steen bestudeerde, die hij had opgeraapt.
"Maar
wat is die liefde dan, die troost kan geven?”
"Liefde is het uitgenodigd worden tot het deelhebben aan
iets groters dan wijzelf,” zei meester Almech. "Beschouwen we de liefde in zijn
meest volmaakte vorm, dan kunnen wij vier aspecten onderscheiden.”
"Moet ik dat onthouden, meester Almech?”
"Ja, dat moet je proberen te onthouden, Tarum”
"Liefde is in de eerste plaats een basishouding ten
opzichte van de medemens die vrij is van negatieve gevoelens of drijfveren, bijvoorbeeld
jaloezie, ergernis of afkeuring.”
"Maar dat is moeilijk” zei Tarum.
"Ja, dat is moeilijk, maar dat kun je leren. Verder is
liefde onbaatzuchtig; dat betekent dat – als wij liefde geven – wij er niets
voor terugverwachten. Dat betekent ook dat liefde niet als vanzelfsprekend
beantwoord hoeft te worden.
Liefde is ook beschermend en behoedend, wie liefheeft zal
zich verantwoordelijk weten voor het welzijn van wie hij liefheeft”.
Tarum kon zich daar wel iets bij voorstellen.
"Ten slotte is liefde het geven van ruimte en vrijheid zodat
wie wordt liefgehad zich kan ontwikkelen tot wie hij is, zonder manipulerende
correcties, zonder bijsturing op basis van waardeoordelen en in de volledige
erkenning dat iemand is zoals hij is.”
Tarum keek naar de lucht en dacht even na.
"Hoe kun je iemand alle ruimte geven en je toch
verantwoordelijk voor hem voelen. Dat kan toch tegenstrijdig zijn?”
"Tot de liefde behoort ook het juiste evenwicht te vinden
tussen verantwoordelijkheid en zorgzaamheid aan de ene kant en ruimte tot
ontwikkeling en bevestiging van de eigen identiteit aan de andere kant, maar je
moet er voor waken dat negatieve drijfveren geen rol spelen in de
totstandkoming van dit evenwicht”.
Het werd Tarum even te veel en hij was blij dat er iemand
de trap opkwam.
Fatima schoof het blad met twee koffiekopjes in hun
richting, terwijl ze tot haar middel boven het gat in het dak uitstak. Ze
glimlachte naar Tarum en verdween weer.
Tarum was gaan staan, leunde over het muurtje en keek over
de stad. In de verte naderde een kudde kamelen. Hij draaide zich om naar
meester Almech:
"Hebben we echt troost nodig om te leven?”
Meester Almech wachtte even: "Wanneer wij ons realiseren in
welke situatie wij ons in dit leven bevinden, kunnen wij niet zonder troost.
Troost maakt dat het besef te leven draaglijker wordt. Het diepere levensbesef
confronteert ons met onze zwarte kanten, onze tekortkomingen, ons falen in hoe
wij zouden moeten zijn, ons tekort aan oprechtheid en integriteit.”
Het was even stil. Tarum zag in het oosten het begin van een sterrenhemel. Meester Almech ging op zachte toon verder:
"Het levensbesef confronteert ons ook met deze zwarte kant
van anderen, waardoor we soms tot erger dan dieren voor elkaar kunnen worden.”
"Bedoelt u dieven en moordenaars?”
"Ja,” zei meester Almech, "maar ook mensen die uit
onwetendheid of angst anderen bespotten of verraden.”
Tarum
dacht aan de kamelendrijver, die hem zonder enige aanleiding had geschopt, en
aan zijn broer die vaak ruzie zocht met reizigers in de benedenstad.
Meester Almech ging verder: "Bij een dieper levensbesef zien wij ook dat wij honger, pijn, ziekte, aftakeling en pijnlijk verlies van onze dierbaren nu eenmaal moeten ervaren. Ten slotte beseffen wij eens te zullen sterven en dat legt een stille schaduw over ons leven, waar we al vroeg mee moeten leren leven.
Alleen troost maakt het bestaan wat lichter, wat
draaglijker, wat milder en de enige echte troost die wij kunnen ontvangen is de
liefde.”
"Er zijn niet veel mensen die zo praten als u,” zei Tarum.
Meester Almech zette zijn lege kopje naast zich op de grond.
"In het dagelijkse leven zijn veel mensen het spoor bijster
als het om liefde gaat; wat liefde wordt genoemd en wat als liefde wordt
ervaren, is vaak niet meer dan een onderlinge afhankelijkheid, een afspraak om aardig
voor elkaar te zijn, soms helaas vol onbedoelde negatieve kanten. Het is dan
een liefde die niet onbaatzuchtig is, een afspraak die we alleen maar willen in
stand houden als ook - of in de eerste plaats - onze eigen emotionele behoeften
worden bevredigd.
Een dergelijke liefde geeft geen troost aan de realiteit
van ons bestaan.
Om het dagelijkse leven te kunnen verdragen zonder de
troost is het dus zaak de realiteit ervan op de achtergrond te houden en het
lijkt wel of onze maatschappij er op is ingericht om ons hierbij te helpen, om ons
levensbewustzijn als het ware te verdringen. Zaken als bezit, status, afleiding,
ambitie, luiheid, enzovoort, leiden ons af van de zelfbewustheid van het leven.
Leiden tot egocentrisme en onverschilligheid en leiden ons daarom ook af van
wat wij werkelijk zouden kunnen bijdragen aan onszelf en aan anderen.”
De sterren waren veel helderder geworden en aan de andere
kant stond de zon al laag boven de stad. Het werd wat kouder en Tarum sloeg de
doek die hij om zijn middel had gedragen, nu om zijn schouders.
"Een soort van halve liefde, dus, die niet echt is” zei
Tarum.
"Ja,” zei meester Almech, "halve liefde en dus halve troost dwingen ons verder in de vlucht om maar niet te beseffen hoe pijnlijk onze werkelijke situatie is.
Het verband dat tussen de begrippen leven, liefde en troost
bestaat, zal je duidelijker worden als wij onder leven verstaan: het leven in
het besef van de realiteit ervan. Wij kunnen dat besef alleen maar dragen met
behulp van de troost van anderen. Pas dan kunnen wij, nee durven wij onze
levensloop en ons lot onder ogen te zien.
Dit maakt het leven niet gemakkelijker, maar wel
waarachtiger, dieper en bewuster; meer rechtdoend aan wat er ten diepste van
ons verwacht wordt.”
Uit het vierkante gat, midden in het dak, hoorde Tarum het geluid van de potten die op het vuur gezet werden. Het gat was donker geworden en de twee stompjes van de ladder staken er maar net bovenuit. Hij probeerde zich weer te concentreren op wat meester Almech vertelde:
"Het is ook pas in het streven naar deze staat dat wij
kunnen liefhebben in de ware betekenis van het woord. Daarmee geven wij troost
aan degenen die niet langer in schijngeluk willen vluchten en dragen wij er toe
bij dat wie wij liefhebben zichzelf kunnen realiseren, groeien en zelf liefde
zullen kunnen geven aan anderen.
"Bedoelt u het streven als een soort opdracht?” vroeg Tarum.
Meester Almech dacht even na:
"Wanneer je bedenkt wat je in dit leven aan positiefs zou
kunnen en moeten bijdragen, dan is dat het streven naar eigen groei, eigenheid
en integriteit om uiteindelijk lief te hebben in de ware betekenis. Liefhebben
is troost geven, en is dat niet – met alle hulp, warmte, en de aandacht die
daarin is - het enige echt belangrijke dat wij een ander kunnen geven?”
"Het enige waar het werkelijk om gaat?” probeerde Tarum.
"Dwars door alle sociale lagen van arts, handelaar, leraar of kamelendrijver heen, dwars door alle intelligentieniveaus, dwars door onze eigen tekortkomingen, vooroordelen en angsten heen moeten wij leren onze medemens lief te hebben, als een opdracht in dit leven.”
Het bleef lang stil. Toen rekte Tarum zich uit en stond op.
Hij dacht aan de maaltijd van lamsvlees en couscous die beneden werd
klaargemaakt.
"Ik zal opschrijven wat u gezegd hebt” zei Tarum, "gaat u
mee naar beneden?”
"Ik blijf nog even hier zitten” zei meester Almech.
Het werd nu snel donker. Tarum ging de trap af.
Ik heb een opdracht, dacht hij.
FH